Dank
Zij gaven ’t aloude
IJmuiden
’t gezicht van vroeger terug
in veel verhalen
diverse beelden
die enclave net over de brug.
’t Project wordt
vrijdag afgesloten
twee jaren zijn nuttig besteed
aan wat eens was
warme gemeenschap
ondergestoven oorlogsleed.
Dankbaar toch wel
dat dit verleden
een nieuwe glans is toebereid
wij blikken terug
naar goede tijden
waartoe die herbeleving pleit.
Agnes, Marlenne
’t was geweldig
wij wensen jullie sterkte toe
rond nieuwe plannen
and’re doelen
wij zijn het terugblikken niet moe.
Teun Hoek
Frits van Houtgraaf: Het Straatelftal
Een foto van het straatelftal uit de jaren ’58 – ’60? Jongens uit de Jacob van Heemskerkstraat gefotografeerd op het veldje van de Homburgstraat. Pieter Bakker is vermoedelijk één van hen. Wie kent er meer? Er zitten vast ook Oud-IJmuidenaren tussen.
Van Leeuwenstraat: terug naar toen
Jan Bakker 14-12-2014
Vanochtend had ik me voorgenomen op fiets naar het eerste huis van mijn ouders aan de van Leeuwenstraat te gaan. Ik woonde daar als klein kind. Het idee werd gevoed door twee krantenartikelen uit de IJmuider courant van een weekeinde terug. Eén stuk ging over Philip Zwaan, het andere over Jan Mantje. Twee namen uit mijn vroege kindertijd in de van Leeuwenstraat.
Toen ik geboren werd woonden mijn ouders in bij mijn oma in de Burgemeester Rambonetlaan (nr. 25). Een van de broers van mijn moeder, Piet, woont daar nog altijd. We praten halverwege de jaren zestig. Mijn ouders konden een huis huren in de van Leeuwenstraat (nr. 2) van Andries Zwart. Andries en zijn moeder, Opoe Zwartjes hadden een snoepwinkeltje in de bocht van Leeuwenstraat / Rijpstraat. Nu zit er een postzegelhandel. In de nagelstudio er tegenover was een woningbouwkantoortje gevestigd. Klaas Stolk voerde daar de scepter. Klaas fietste ook vaak door ‘zijn’ buurt, het was een statige man. Mijn vader ging er regelmatig langs, want er was gezinsuitbreiding op komst.
Voor dat winkeltje van Zwart stond, vaak onder een zeil, een Mercedes. Nou ja, grote delen ervan. Wielen zag ik er bijvoorbeeld nooit onder. Andries liep eeuwig in zijn overall en had altijd zwarte handen en dito gezicht. Ik dacht dat het zijn dagbesteding was om die auto aan de praat te krijgen.
In het snoepwinkeltje kwamen de plaatselijke kinderen met vijf cent of een dubbeltje binnen om snoep te kopen. Omdat het zolang duurde eer opoe Zwartjes van achter bij de toonbank was, waren er al wat broekzakken gevuld met lekkernijen. Opoe Zwartjes leek wel honderd; waggelde en zo krom als een hoepel.
Op de hoek van Leeuwenstraat en Jacob van Heemskerkstraat zat de zuivelwinkel van Philip Zwaan. Dat heette toen nog gewoon melkboer. Philip was altijd vroeg in touw met melk, vla, yoghurt en wat al niet meer. Alles zat natuurlijk in glas. Toen wij nummer 2 betrokken waren we bijna buren. Philip zijn vrouw stond in de winkel.
Ik kan me nog meer van die kleine, fijne buurtwinkeltjes herinneren. Jan Webbe zat met zijn slagerij een hoek verder in de Jacob van Heemskerkstraat. Achter in de winkel kon je zien dat er runderen werden uitgebeend. Een arbeidsinspectie bestond toen nog niet. Webbes’ schoonzoon Kees van der Linden nam later de zaak over en verhuisde later naar een groter winkelpand aan de Kennemerlaan. Daar is nu Kees’ zoon Bert de baas. Ik kom daar al erg lang.
Er zat nog een melkboer op het hoekje van de Rijpstraat / Willem Barentzstraat, Zwanenburg. tegenover café IJmuiden. Die kroeg zit er al heel lang. In de Rijpstraat op het stukje tussen Kennemerlaan en café IJmuiden zat een feestwinkeltje.
De Van Leeuwenstraat is een wat curieuze straat. Hij loopt in een bocht van de Julianakade tot aan de Wijk aan Zeeerweg. De straat wordt onderbroken door het Van Poptaplantsoen en een aantal woningen zitten boven de weg. Vier stuks. Dat is uniek in IJmuiden. Aan de ‘andere kant’ van Van Poptaplantsoen zat in de bocht met de Gulikersstraat een groentewinkeltje. Ik dacht van Pol Nieuweweg, anders woonde hij ernaast. Mijn vaders’ vader woonde in dat stuk van de Van Leeuwenstraat, mijn opa dus. Hij werkte op de vaart en was schipper op de Elisabeth, een sportvisserijtrawler. Als kind mocht ik wel eens mee. Met vis heb ik overigens nooit wat gehad. Ik eet het nog steeds niet en ben toch een echte IJmuidenaar hoor!
Peter Kooger werd mijn eerste vriendje. Hij woonde met zijn ouders en broertjes en zusje net om de hoek in de Jacob van Heemskerkstraat.
Met een tweede kind op komst werd Van Leeuwenstraat 2 te klein en het particulier huren was niet je van het. Bij het eerder genoemde kantoortje van de woningbouw liep mijn vader de deur plat en hij hield ook zelf alles in de gaten. Dat wierp zijn vruchten af; al snel kregen wij een benedenwoning aan het Van Poptaplantsoen. Nummer 18 zwart. Niet dat dat groot was met zijn vieren, maar wel beter. We hebben maar kort in dat huis gewoond. Schuin boven ons, op nummer 22 rood woonde een ouder stel, Aalbersberg, dat de woning te groot vond, omdat de kinderen waren uitgevlogen. Een ruiling was mogelijk en op 22 rood hebben mijn ouders zo’n 35 jaar gewoond. Mijn broer Engel en ik werden er groot en vertrokken er beiden. Nu vind ik het er maar armoedig uitzien met dat lelijke blauw, licht en donker.
Vanmiddag fietste ik weer door de buurt en stond even stil bij Van Leeuwenstraat nummer 2. Wat staan er veel auto’s in die straatjes. Ik zag de familie Zwemmer wegrijden. Zij woonden er toen ook al.
* * * * *
IJmond pop reünie in het Witte Theater (18 sept. 2010)
Jan Bakker 06-08-2010
Een affiche bij het IJmuidense Witte Theater voor zaterdag 18 september 2010 roept nostalgische gevoelens op. Twee IJmuidense popgroepen uit de late jaren zeventig en vroege jaren tachtig verzorgen die avond én op die plek een reünieoptreden: Low en Out of Reach. Het is ook voor beide bands een nostalgische plek, in die tijd was het Witte Theater, in de oude PEN centrale aan het kanaal, een goede plek voor de bands om op te treden. Ze oefenden in de kelder van het gebouw. Ook de groep John the Revelator had hier haar domicilie. Er was een kleine opnamestudio waar Rob Prüst en Chiel Broek de scepter zwaaiden.
Eén van de eerste optredens waar ik in 1978 als scholier naartoe ging was in het Witte Theater: Gruppo Sportivo. Met Low als voorprogramma. Ik was 13 jaar en vond het spannend. Ik woonde om de hoek bij het theater, aan het van Poptaplantsoen en ging er naartoe met medescholieren van de Hugo de Groot MAVO. Kees van Kampen, Richard Boogaard, Paul Mulder en Martin Zeeuw zaten een klas hoger dan Theo Hendriksen en ik. Het Witte Theater had nog niet zo’n goede naam, sommige mensen noemde het een ‘drugshol’. Mijn ouders vonden het maar zo, zo dat ik daar naartoe ging.
Gruppo Sportivo piekte in die tijd. De groep zette zichzelf op de kaart met het album 10 Mistakes, met het aanstekelijke hitje Rock and Roll erop en zette later door met het album Back to ’78 met “klassiekers” als Hey Girl en Tokyo. Back to ’78 is, buiten de in de vroege jaren 70 uitermate populaire Arcade– en K-Tel verzamel-LP’s, een van de eerste albums die ik zelf kocht. Ik weet nog waar: Bij Wastora in Zaandam, destijds een immens populaire winkel. Vooral witgoed en allerhande elektronica vond gretig aftrek. De gebroeders Molenaar en co. verkochten ook LP’s en hadden een fijne hobby: voetbal. Het Dirk Scheringa concept hadden Klaas en Kees Molenaar in de late jaren 70 al uitgevonden. Zij waren de mannen achter de grote successen van AZ (67) in de jaren tachtig.
De ingang van het Witte Theater bevond zich aan de zijkant, waar nu de ingang is van Seaport FM/-TV. Er stond een lange rij wachtende. Bij binnenkomst speelde het voorprogramma Low in een van de zalen. Het was hartstikke druk. Low kende ik slechts van horen zeggen. De band was ontstaan op de Willem de Zwijger MAVO en ik zat op de Hugo. De muzikanten waren een paar jaar ouder dan ik. Het repertoire van de band had raakvlakken met bands als the Police en Joe Jackson. Van een vermeend drugshol was echt geen sprake of het is mij ontgaan.
Er werden regelmatig concerten georganiseerd in het Witte theater. Deze werden aangekondigd met grote posters die overal in IJmuiden werden aangeplakt. Carlsberg, Bintangs, Jan van der grond groep, Toontje lager. De kranten hadden toen een scherp oog voor het muziek in IJmuiden.
Out of Reach was een IJmuidense band die ik in die tijd meerdere malen zag optreden in de bezetting Groen – Schippers – Dubbelaar – Dijkhuizen. De bezetting veranderde regelmatig. In de vroege jaren 70 was gitarist Loek Heijne bepalend en had de band een goede zanger in Henk Aytink. Dit was net voor mijn tijd.
Met Alex van Die als vriend en in de klas was naar bandjes kijken niet zo verwonderlijk. Alex speelde gitaar in bands als Blitzrock, Mainline, Hammerhawk, V(erdomd)V(eel)B(ier) Band. Ik zag bands op bijzondere plekken optreden, in een achterafzaaltje aan het Marktplein (Du Commerce) of ìn de kantine van voetbalvereniging Waterloo.
Muzikanten van toen zoals Charles Heijnen en Ron Thiele werken bij Corus en zijn automatisch collega.
Met Alex toog ik in de jaren zeventig naar Amsterdam om mijn eerste basgitaar te kopen, een Hondo II Rickenbacker model. Mijn actieve muzikale carrière liet nog een aantal jaren en een aantal basgitaren op zich wachten.
Out of Reach met Jaap Groen op zang was een echte stamprock band met een pompende en aanwezige bas, zoals veel rockbands dat in die tijd hanteerden. Wild Romance bassist Freddie Cavalli was zeker een voorbeeld. Toen vond ik dat prachtig, nu gruw ik ervan. Drummer Cor Dijkhuizen had een zogenaamd staccatodrumstel, wit gekleurd met uitlopende ketels. Hij had deze overgenomen van Carlsbergs’ Burt “Rod Stewart” van der Meij. Indrukwekkend om te zien, net als bodybuilder Cor met zijn spierballen. Werkt ook bij Corus trouwens. Groen vond ik een vreemde gozer gevonden, een beetje een anti-zanger. Dijkhuizen, Dubbelaar en Schippers spelen nog steeds samen in Verhage en Co, met de IJmuidense Noddy Holder Andre Verhage.
In 1982 verscheen in de IJmond een verzamel-LP met daarop zeven bands. Zowel Low als Out of Reach waren op deze plaat vertegenwoordigd, ieder met twee tracks. Low had zich versterkt met toetsenist Frido de Ligt, de huidige technicus van het Witte Theater. Tijdens de presentatie trad de band op in witte overalls. De groep had wel ambitie om door te breken, maar dat is niet gelukt. Zanger/gitarist Fred Koridon probeerde het halverwege de jaren tachtig nog eens, als een soort IJmuidense variant op de Brit Howard Jones die toen een aantal hits scoorde, waarvan Hide and Seek de bekendste is. Het werd geen succes.
Bij de aanschaf van de IJmond Pop LP, ik heb de plaat nog steeds, zat een bon waarop je kon invullen welk lied plaat je het beste vond. De band met de meeste stemmen mocht een single opnemen. Ik leverde de bon in bij platenwinkel Maurits met:At the heat of the night van Out of Reach. Daar schaam ik me niet voor. De single is er nooit gekomen. Double Use, een van de vele bands waar Wijk aan Zeeër Jan-Paul van der Meij in speelde, kreeg de meeste stemmen.
Een kleine tien jaar later kreeg deze plaat een vervolg. Op CD ditmaal én met allemaal andere en nieuwere (gelegenheids)groepen.
Eind jaren negentig beschreven Johan Brouwer, Henk Tijbosch en ondergetekende 40 jaar popmuziek in de IJmond in boekvorm, een discografie, inclusief twee CD’s. Daaraan koppelden we enkele reünieoptredens en een paar IJmond poparchief CD’s gevuld met materiaal uit de jaren zestig, zeventig en tachtig. Bijna al het materiaal wat we gebruikten, was nog nooit op CD verschenen. Het eerder uitgebrachte werk bracht ons, op het spoor van verschillende IJmondse muzikanten van toen. We spraken niet alleen minder bekende personen, maar ook bekendere IJmonders als Alexander Curly (Budhi) en Jack Spijkerman (the Lations).
Via Chiel Broek kwamen we aan opnamen uit de jaren zeventig van Low en Out of Reach, waar nog nooit iets mee was gedaan, opgenomen in de kelder van het Witte Theater. Beide bands kregen een plek op deze poparchief verzameling.
Over een reünie werd nog niet gesproken. De Beverwijkse groep Mad Mill trad in de originele bezetting op tijdens een van de presentaties in Jan van Bodegravens café the Rose in Beverwijk.
Een reünie van Blitzrock of Bizkids zal er niet meer inzitten. Uit beide groepen zijn muzikanten ons ontvallen. Misschien krijgen we Glazenwassers’ Habbo Beem nog eens terug naar IJmuiden. Deze alleskunner, die ooit voor de gein een paar liedjes opnam en zelf alles inspeelde in de kelder van het Witte Theater, kreeg het in zijn latere carrière goed voor elkaar.
Het boekwerk + 2CD 40 jaar popmuziek uit de IJmond is niet meer verkrijgbaar.
De IJmond poparchief CD deel 1 (jaren zestig) is nog mondjesmaat verkrijgbaar.
Deel 2, de jaren zeventig en tachtig als 2CD is eveneens uitverkocht.
Noot:
Sinds die late jaren zeventig ben ik altijd in het Witte Theater blijven komen. Meestal naar concerten, soms naar de film of om een ouwehoerpraatje te doen met het barpersoneel. Een keer of vijf trad ik er zelf op, wat zelfs mijn ouders over de drempel hielp. Door de jaren heen is het Witte Theater aan veranderingen onderhevig geweest. Popmuziek wordt nog maar mondjesmaat geprogrammeerd en bezoekersaantallen bij die concerten halen zelden de drie cijfers. Dat was ooit anders. Optredens voor vijfhonderd mensen waren in de jaren tachtig normaal.Misschien keert het tij.
* * * * *
Een strandhuisje op het IJmuiderstrand
Jan Bakker 09-03-2011
In 1978 kochten mijn ouders voor fl. 5.000,– een strandhuisje op het IJmuider strand, het Grote Strand. Het houten huisje stond op de voorste rij. Naast ons huisje dat van de familie Gravenmaker. Even verderop stond Ome Cor Zwart. De Haasnootjes stonden aan de andere kant.
Voorgaande jaren boekten mijn ouders hun vakantie via de Hoogovens, mijn vaders’ werkgever en als Tata Steel nog steeds de mijne. Ik herinner me Spanje en Tunesië nog goed. En we gingen enkele keren naar Sporthuis Centrum.
Op het IJmuiderstrand vertoefden we van april tot en met september op onze eigen vakantieplek. Het huisje mat vier bij vijf meter en had voor en achter een vlonder. In het huisje was een kleine slaapkamer met een stapelbed voor mijn broer Engel en mij. Mijn ouders sliepen in de kamer op een slaapbank. Er was een klein aanrechtblok inclusief gasstelletje dat dienst deed als keuken. Stromend water hadden we wel, elektra niet. Gas kwam uit grote gasflessen, die wekelijks werden omgeruild. Lege fles voor het huisje, volle terug. Het geld werd later opgehaald.
Mijn broertje had het prima naar zijn zin en had er legio vriendjes. Mij heeft het IJmuider strand met haar huisjes en het ons-kent-ons-gevoel nooit kunnen bekoren. Ik, vier jaar ouder, bleef liever thuis. Steevast na schooltijd deed ik vakantiewerk in de vriesvis bij Kwakkelstein of de melkfabriek in Velsen-Noord. Met de fiets naar het strand om een vorkje bij pa en moe mee te pikken, en daarna het liefst snel weg.
Het opbouwen van het strandhuisje vond ik ieder jaar leuk en bijzonder. Een grote vrachtwagen van de firma Schellinger laadde een stapel hout in bij de opslagplaats van het huisje, reed naar het strand en bij het oranje paaltje met jouw nummer werd alles gelost en begon het bouwen. Waar in de vroege ochtend nog slechts zand lag, stond in de middag een woning. Dat gaf mij een goed gevoel. Ik ben er nagenoeg alle jaren bij geweest. Meestal waren er wel extra handjes aanwezig. Niet iedereen was even handig en mijn vader kon de lat behoorlijk hoog leggen. Een keer brak de bovenste nokbalk van het dak in tweeën toen deze naar het dak werd getild. Zo’n balk is vijf meter lang en vrij dun. Mijn vader was er de resterende dag klaar mee. Soms deden lijm, plakband, schroeven en spijkers dienst, niet vaak, want pa had alles gemerkt of genummerd. We wisten precies waar welk paaltje moest staan en alles paste naadloos. Een laatste tikje met de rubber hamer en klaar was Jan.
We hadden een vaste ploeg die drie huisjes opbouwden. Twee op het kleine- en een op het grote strand. Piet van Oeffelen, zijn schoonzoon Nico Vink, soms Nico’s broer Tom, Roel Wielaart en zijn zoon Ronald, mijn vader en ik. Een solide en op elkaar ingespeeld team. Als tussen de middag de vrouwen kwamen met snert en broodjes, waren we doorgaans al heel ver. Mijn vader en ik moesten van het dak af, er was al bijna pannenbier. Soms konden we in onze blote basten bouwen. We hebben ook wel sneeuw gehad en regelmatig regen. Mijn vader kon nooit wachten en weer of geen weer, het huisje stond gewoon aan het einde van de dag.
Het eerste jaar stonden mijn ouders op de voorste rij. Hierna verhuisden ze naar de tweede rij. Mensen die langer op het strand stonden, hadden voorrang. Op die tweede rij heeft het huisje aardig wat jaren stand gehouden. We hebben eveneens enkele jaren op de derde, de achterste en hoogste rij gestaan.
Toen mijn ouders in 1978 op het strand kwamen maakten we gebruik van de toiletwagen tegen de duinrand. Voor de heren stonden er twee pisbakken en twee potten voor het zwaardere werk. Soms kon ik dan gewoon niet. Sommige kerels lieten ongegeneerd scheten, puften en steunden en produceerden een stank waar je van op de vlucht sloeg, met of zonder je broek op de enkels. Ik stapte liever op mijn fiets om thuis in alle rust op de plee door de hoeven te gaan. Ook als de drang groot was, haalde ik het meestal wel. Mijn vader ging vanuit zijn werk eerst altijd langs huis. Voor de post zei hij.
Er stonden twee douchewagen voor de dames en twee voor de heren. Ik vond eens een wit damesslipje in een van die herencabines. Dat kreeg je met vier douches op ongeveer tweehonderd bewoners. Voor de douche moest je aparte munten kopen voor tien minuten warm water. Ik begreep dat de doucheruimtes ook voor andere doeleinden werden gebruikt.
Na verloopt van tijd kregen mijn ouders een chemische toilet en konden we poepen in ons eigen strandhuisje, een bevolkte ruimte van vier bij zes meter. De meeste mensen hadden onder hun huisje of in de kast achterop de vlonder een toilet. De mensen die voorheen driftig goedemorgen zwaaiden met hun WC liepen nu ’s ochtends vroeg langs met een gevuld chemisch toilet. Je kon de emmer tussen negen en tien uur legen in een put achter de toiletwagen. Al keuvelend gooide de bewoners hun stront en pis weg.
Op het IJmuider strand ging het er vrijgevochten aan toe. Er waren wel regels over hoogte en afmetingen van het huisje. Een strenge controle namens gemeente of strandvereniging heb ik nooit meegemaakt. De huisjes werden steeds hoger.
Tussen de huisjes op de achterste rij en het duinhekwerk lag een loze strook van twee meter. Zonde, dan maken we de achtervlonder toch een meter langer? Tegelijk klaagden de bewoners dat mensen door de duintjes naar het strand liepen of als er volk met een paar stoelen voor jouw huisje zat. Gauw ’s morgens vroeg stoelen neerzetten.
Mijn ouders kregen er na twintig jaar genoeg van en kochten een toercaravan met een vaste plek in Hoogwoud. Het strandhuisje werd in 1998 verkocht voor fl. 33.000,- aan een jong gezin uit Velserbroek.
De laatste jaren ga ik soms naar het IJmuider strand. Paviljoen Noordzee staat er nog, maar heel anders dan toen. Wie kent nog de naam De Distelhal? Zegt iemand nog wel eens Verswijveren? Het majestueuze Zeezicht staat er gelukkig nog steeds. Dan loop ik samen met Petra langs het water en terug langs de huisjes en zie enkele bekende gezichten. Kinderen die zelf een huisje hebben. Tijd voor een borrel. Bij ’t Schouwtje… Zilt aan Zee.
* * * * *
Old clothes new
C. Los, juni 2014
Mijn jeugd speelde zich af in de President Krugerstraat, in het laatste gedeelte. Het huizenblok werd begrensd door Braamstraat, President Steijnstraat en Koningsplein. Ik mocht vaak mee met mijn drie jaar oudere broer en zijn klasgenoten. Soms stond de politie aan de deur wegens uitgehaald kattekwaad.
Regelmatig kwam de schillenboer met een mand achterom. Hij haalde overal de schillen op als voer voor zijn beesten. Door een van de wielen had hij een ketting gehaald, om te beletten dat zijn paard en wagen er vandoor gingen. Wanneer wij het paard tergden, trok hij de kar dwars over de straat, tot woede van de schillenboer. Ook haalden we aardappels van de kar. Wanneer hij zijn terugreis aanvaarde en wij op veilige afstand stonden, kreeg hij zijn eigen handel om z’n oren. Af en toe gooide hij in de lege schillenemmer een stuiver, zo’n vierkante, vanwege de klandizie. Moeder viel het op dat dit niet meer gebeurde en zei er wat van.
De schillenboer mompelde: ‘Die rotjongens.’
‘Je bent toch ook jong geweest,’ was het antwoord van mijn moeder.
Aan het eind van de President Krugerstraat waren drie woningen gebouwd, die er iets mooier uitzagen dan de doorsnee huizen. Om de hoek begon het Koningsplein. Het was was een flauwe bocht en er ontstond een hoekwoning waarvan het grondoppervlak geen vierkant was, maar een driehoek. Een vreemde uitvoering. Voor de oorlog was hier een apotheek gevestigd. Als je verkouden was, kreeg je een salmiakdrank. Bij de apotheek hoorde ook een hazewindhond, Kazan. Het liep niet goed af met hem. Toen hij over het hek van het park van de Katholieke Kerk wilde springen, kwam hij in het prikkeldraad terecht. De dames van de apotheek konden hem niet meer redden.
Na de oorlog kwam de apotheek niet meer terug en werd het pand ingericht als stomerij voor het reinigen van kleding. De eigenaar ging mee in de vaart der volken en bedacht een klinkende naam voor zijn bedrijf. Deze moest een Engelse klank hebben en luidde : Old Clothes New. Reclamebureaus bestonden niet en de zaak liep niet zo voortvarend als hij had verwacht. Een toeval, welke hij nooit vermoed kon hebben, kwam hem tegemoet.
IJmuiden bezat een vissersvloot van ongekende omvang: een groot aantal kolengestookte trawlers, loggers en kotters. Op de Noordzee voeren veel vissersschepen. Vanaf de schepen werden gesprekken gevoerd naar huis, om te laten weten dat alles in orde was aan boord. Dat heette een ‘roepje’. Het ging enigszins clandestien. Woonde de schipper in de Bloemstraat 88, dan riep hij op een afgesproken tijd: ‘Hallo acht en tachtig, hier alles oké. In die orde.’ Officieel moest het gesprek aangevraagd worden bij Scheveningen-Radio. Zij brachten de verbinding tot stand en daar waren gesprekskosten aan verbonden.
Al deze gesprekken konden door iedereen beluisterd worden. Het waren eenzijdige gesprekken. Op een zeker moment had een vissersvrouw een gesprek aangevraagd en zij kon zelf het gesprek voeren. Op zee wisten de mannen meteen hoe het thuis ging en werden enige bijzonderheden verteld. Zij kon het niet laten om het gestoomde pak van haar man ook te vermelden in dit ‘roepje’. Niemand was vaardig in de Engelse taal. Zij vertelde dat het pak gereinigd was bij ‘Ouwe Kloten Nieuw’. Dit goed verstaanbaar Nederlands ging de gehele vloot over, ook in IJmuiden kon men dit gesprek volgen. Het was geweldige reclame voor de eigenaar van de stomerij en zijn klandizie ging met sprongen omhoog.
Is van dit verhaal nog iets terug te vinden? Jazeker! Wanneer U op het Koningsplein staat, ziet U het pand met de driehoekige vloer. Kijk dan omhoog en zie de originele tekst op de muur geschilderd: ‘Old Clothes New’.
* * * * *
Ontmoeting op de pier
Agnes de Boer, 2 juni 2014
De wind waait zand in mijn ogen en ik knipper tegen de tranen. Zandkorrels schuren zelfs de binnenkant van mijn oren. De golven spatten naast mij tegen de betonblokken kapot. Ik knijp mijn ogen dicht en tuur tegen het zonlicht in dat af en toe door de wolken breekt. Met mijn hand boven mijn ogen ontwaar ik de strepen op de vuurtoren. Samen met het lichtbaken achter mij loodst hij de schepen ook bij mist in de richting van de sluizen.
Een hek met waarschuwingsborden houdt me tegen. Als ik zie dat andere mensen zich daar niets van aantrekken en zelfs met kleuters de storm trotseren, open ik de doorgang in het hek. Voorbij de knik naar rechts lijkt het einde opnieuw een kilometer verder en mijn voeten doen al zeer. Had ik dit geweten toen ik ‘ja, leuk,’ terugmailde. Er zou toch wel een café of bistro zitten in dit oord? Wat voor een man zou het zijn als dit zijn verrassing betekende?
Een visser zwaait zijn lijn achterover. Ik kan het haakje net ontwijken. Zonder om te kijken zwiepte hij de hengel naar voren. Ik kon niet zien waar de dobber, of het aas, ik heb geen idee, het water raakt. Mannen in oliepakken en met zuidwesters op staan tussen de blokken, hun brommertjes geparkeerd op het pad. In emmertjes krioelen wormen en maden. Mijn maaginhoud roert zich. In een netje aan het stuur van een van de brommertjes spartelt een makreel het leven uit zich.
Ook links van mij is het strand verdwenen. Ik draai me om. Kitesurfers stuiven als stippen over het water. Aan de overkant vermengde het stoom uit de pijpen zich met de wolken. In de jachthaven van een van Nederlands criminelen klapperen de touwen van de zeilboten tegen de masten. Het begint te miezeren. Ik trek mijn kraag omhoog en loop verder. Mijn voorhoofd voel ik niet meer en mijn handen verstijven. Waarom ga ik niet terug om thuis bij de kachel en met een glas port een nieuw zoekprofiel aan te maken?
Afgeschermd van de zeewind, leunt een man tegen een muur bedekt met roest en graffiti. De man heeft een baard en draagt een jopper met steekzakken zoals je die vroeger zag. Ik stel me voor hoe ik in de holte van zijn arm zit en we samen naar de zee kijken. Aan zijn voeten staat een mand. Het deksel hangt open en de hals van een fles steekt eruit. Uit een tas pakt hij twee kussens en legt die op het beton. Hij lacht en houdt een plaid omhoog.
* * * * *
Poep op zijn hoofd
Marlenne Schrijver, 15 juni 2014
Flats, weer een klodder. Het witte spul glijdt langzaam over zijn wang naar beneden, door de roep van de aantrekkingskracht van de aarde. Ook wel zwaartekracht genoemd. Hij vertrekt geen spier. Poep op zijn hoofd. Elke dag weer.
Op zijn sokkel van steen staat bewegingsloos de bronzen visser, eindeloos starend over het water. Zijn hand houdt een stormlantaarn vast. Zijn forse postuur schrikt de meeuwen niet af, overal zijn ze in grote getale aanwezig. Ze krijsen hard en zitten graag hoog en soms droog op een uitzichtspunt.
Al sinds 1955 is het vissersmonument op de Kop van de Haven zo’ n plek waar meeuwen graag bovenop zitten. Ze kijken nauwlettend om zich heen en zijn altijd op zoek naar een lekker hapje. Zo vlak bij de zee en bij het visrestaurant is het beeld een eersterangs plek voor de echte visliefhebber. Maar wat er bij een meeuw in gaat moet er ook een keer uit. Vogels plassen en poepen tegelijk. Dat zie je aan hun uitwerpselen. Het wit in vogelpoep is plas en de zwarte stip in het midden is het drolletje. En dat laat zo zijn sporen na. Daar kan zelfs oliekleding en waterlaarzen niets tegen doen.
De geschiedenis vertelt dat de kunstenaar een essentieel deel heeft weggelaten tijdens het ontwerp voor de stoere man bij het water. De lantaarn in zijn hand is een bekende blikvanger maar zijn hoofd mist een belangrijk onderdeel, hij heeft geen zuidwester op.
Er zijn nog steeds mensen uit IJmuiden verontwaardigd over deze eeuwige misser. Na vele jaren zonder hoofddeksel zullen er tot in lengte van dagen meeuwen op zijn ronde hoofd hun behoeften blijven doen. En achteloos zijn ogen en wangen met witte klodders bedekken. Een zuidwester had dat waarschijnlijk kunnen voorkomen.
Maar alles went. Ook de poep op zijn hoofd. Meeuwen zijn niet weg te denken op zo’n unieke plek aan zee. En ze zijn, net als de bronzen visser, fotogeniek. Als er weer een fotograaf het beeld op de Kop van de Haven vastlegt, dan is dat regelmatig met een meeuw op het hoofd. Ze wachten er zelfs op tot er één netjes op zijn kruin landt. Het geheel is een sfeervol plaatje dat past bij het karakteristieke oude IJmuiden. En de oranje gloed van de ondergaande zon op de achtergrond maakt het plaatje compleet.
* * * * *
Laten zien waar Oud-IJmuiden op is gebouwd
Pascal van Dongen, IJmuider Courant, 17 mei 2014
Ze troffen elkaar eigenlijk bij toeval. Marlenne was bezig om de stamboom van haar familie te onderzoeken. ‘Mijn opa is ’op zee gebleven’ (zo noemden ze het als iemand verdronk) toen hij op een zeelogger voer. Dat heeft mij altijd geïntrigeerd. Want dat gebeurde gewoon heel vaak. Hoe gingen die achterblijvers daar mee om?’
Agnes gaf de cursus Levensverhaal Schrijven. De twee vrouwen uit respectievelijk Velserbroek (Agnes) en IJmuiden (Marlenne) kwamen elkaar tegen en er was een klik. ‘Via een contact bij buurthuis De Brulboei viel alles op z’n plek. 1 + 1 werd 3’, aldus Agnes. ‘We hadden echt een ’eureka-moment’’, vult Marlenne aan.
Besloten werd om oudere Oud-IJmuidenaren hun verhalen te laten vertellen, hun levensverhalen. Op deze manier hopen de initiatiefneemsters oud en jong te verbinden. De interviews moeten leiden tot een boek dat tijdens Sail 2015 gepresenteerd wordt.
‘Dat boek moet er komen, dat is belangrijk’, zegt Agnes. ‘Als je vraagt: waarom een boek?, kan ik alleen maar zeggen dat we de verhalen willen vastleggen. Een boek is tastbaar. En we willen iets tastbaars maken van de verhalen.’ Marlenne: ‘En er komt een rode draad in het boek die de verhalen moet verbinden. Dat kan bijvoorbeeld een familie zijn.’
Voor de beide vrouwen was het begin best lastig. Waar begin je over met mensen die willen vertellen over hun leven in IJmuiden. Daarom hebben ze besloten de focus te richten op specifieke onderwerpen: de schooltijd, werk, de verenigingen, het leven op straat. ‘Daarbij worden we geholpen door medewerkers van het Zee- en Havenmuseum’, stelt Agnes.
Niet elk interview levert hetzelfde resultaat op. Dat realiseren de dames zich ook wel. ‘We kunnen niet elke keer hetzelfde stramien volgen. Daarom pikken we er facetten uit. Als iemand bijvoorbeeld vertelt dat hij vroeger altijd ging vissen dan zoomen we daar op in. Als iemand anders vertelt over haar tijd bij het zangkoor, zullen we dat naar voren halen. Zo proberen we het leven in Oud-IJmuiden te kleuren’, schetst Agnes.
Agnes en Marlenne hebben een enorme drijfveer om waardige en sfeervolle interviews te maken met bewoners van Oud-IJmuiden (sommige geïnterviewden wonen overigens niet meer in IJmuiden, anderen zijn weer niet in IJmuiden geboren). ‘Maar er gebeurde iets in IJmuiden. En dat kunnen die mensen als geen ander vertellen. Door de verhalen over te brengen, kunnen Oud-IJmuidenaren weer trots worden op het leven dat ze leiden en de levens die hier geleid werden’, zegt Marlenne.
Beide vrouwen denken ook dat er met het publiceren van de serie interviews wat te leren valt. Ze hopen dan ook dat jongeren worden aangesproken. ,,Er valt veel te leren over hoe de mensen vroeger met elkaar omgingen. Het was allemaal meer met elkaar en dat tekende ook de buurt. Ook als het leven bijzonder zwaar was, bijvoorbeeld doordat mannen ’op zee bleven’, was er gemeenschapszin. De sociale opvang was bijzonder’’, weet Marlenne. Agnes vult aan: ,,We willen die tijd niet vasthouden, maar wel in beeld brengen. Zo denken we de jongeren en de ouderen met elkaar te verbinden. En dat allemaal in IJmuiden.’’
Vanaf volgende week verschijnt eens in de veertien dagen een interview van Agnes de Boer en Marlenne Schrijver in de IJmuider Courant.
* * * * *
Winterpret in Oud-IJmuiden
Cees de Baare, 20 mei 2014
De winter van 1962/63 was een echte winter waarbij zelfs het Noordzeekanaal voor een groot gedeelte was dichtgevroren. Ik was acht jaar en kreeg mijn eerste echte schaatsen; tweedehandse Friese doorlopers met een grote ijzeren krul aan de voorkant. De schaatsen werden onder je schoenen geknoopt met blauw oranje veters. Ik was in die tijd nog geen expert in het maken van knopen en strikken, waardoor ik na elk rondje op het Rode veldje mijn schaatsen opnieuw moest onderknopen. Gelukkig was er altijd wel hulp van mijn zus, een oom of tante.
Die winter was ik na schooltijd niet van de ijsbaan af te slaan. Ondanks de kou was ik constant bezig om mijn persoonlijke baanrecord te verbreken op de binnenbaan. Ik bleef voor alle veiligheid van de buitenbaan af, daar roetsjen de echte snelheidsduivels voorbij.
Op een zondagmiddag ging ik met mijn oom en tante, met de auto, naar het strand. In de brandig van het IJmuidense strand klotsten grote ijsschotsen. Dat was aantrekkelijk voor een winterliefhebber. Voor een klein mannetje was het een hele uitdaging om op en over de schotsen te klauteren. Met hulp van oom en tante kwam ik een heel eind. Het was berekoud en ik had mijn wollen wanten vergeten. Ik verstopte mijn knuisten in de mouwen van mijn trui, die na een half uurtje ploeteren over de ijsschotsen kleddernat waren. Dan maar mijn handen in mijn jaszakken.
Mijn oom riep nog: Cees, handen uit je zakken, als je valt, val je op je gezicht!’
Ja hoor, het ijs was knetterhard, één tand sloeg door mijn lip en het bloed liep uit mijn neus. Mijn sterke oom bracht me terug naar de auto en reed het gewonde mannetje naar het huis van oma en opa. Oma wel iets gewend met vijf zonen en vijf dochters. Ze behandelde mijn wond en lapte me op met haar bekende halve appel. Ik ging weer snel op weg om op het Rode veldje mijn rondjes te schaatsen.
Op het rode veldje is een keer een koek en zopie afgebrand. De eigenaar wilde niet uit de kar en werd door een paar sterke IJmuidenaren uit zijn kar gehaald. Wij kinderen schrokken, maar een dag later draaide iedereen weer zijn rondjes.
Op een andere winterse dag joeg er een flinke jachtsneeuwbui over IJmuiden. De huizen waren niet zo geïsoleerd als nu en de sneeuw kwam bij ons op zolder tussen de dakpannen de vliering op. Ik riep mijn moeder naar boven: ‘Moe kom snel boven kijken, het sneeuwt binnen!’
Op de ramen van de slaapkamers waar wij sliepen zaten ijsbloemen als we ’s morgens wakker werden. Ik bestudeerde alle details van de ijsbloemen. Op de gestikte deken lag een laagje ijskristallen veroorzaakt door de adem die je tijdens de nacht uitstootte. De kachel brandde in de ochtend alleen in de woonkamer en de keuken. Als je wakker werd, wist je niet hoe snel je uit de koude slaapkamer de keuken in moest. Snel een natte lap over je gezicht en in je kleren schieten om, eenmaal zelfs op je schaatsen, naar school te gaan. Het had die nacht zo hard geijzeld dat er een centimeter ijs op de wegen lag. Gelukkig had mijn moeder in de later op de dag gaten dat ik geen schoenen bij mij had en ik de eerste uren op school op mijn geitenwollensokken rond moest lopen. Deze waren gelukkig door mijn oma dubbel gebreid. ’s Middags, nadat de ijzel was weggesmolten, kon ik op de door mijn moeder gebrachte schoenen naar het Rode veldje om voor het eten nog een uurtje te schaatsen. Thuis, voor de kachel, tintelden mijn handen en voeten van de kou. Wat waren die IJmuidense winters toch heerlijk!
* * * * *
Een boek schrijven als avontuurlijk proces
Marlenne Schrijver, 16 mei 2014
Een boek schrijven, zoals voor BeLeef Oud-IJmuiden, is een intens en avontuurlijk proces. Het begon met een spontaan idee: levensverhalen schrijven. Waarom niet in Oud-IJmuiden vroeg Daniella van Delft van de Stichting Welzijn. Eureka; verhalen als verbinding tussen de mensen in deze wijk. Dat moment blijft in het geheugen gegrift staan. Nog steeds borrelt het enthousiasme en stap voor stap verkennen Marlenne en Agnes de geschiedenis van de mensen in Oud IJmuiden. Het vastleggen van de verhalen die zijn beleefd en de herinneringen die we mogen horen is een bijzondere belevenis.
Door onze zoektocht naar levensverhalen en foto’ s komen we op bijzondere plekken terecht, zoals het Zee en Haven museum aan de Havenkade. Het gebouw is een vertrouwd baken in de geschiedenis van onze woonplaats, net zoals zijn functie.
‘Pas op de gladde vloeren,’ zegt Gerard van de museumbibliotheek bij binnenkomst. Vrijwilligers dweilen driftig na een weekend museumbezoek. De toiletten ruiken naar schoonmaakmiddel. De zalen waar de bezoekers nieuwsgierig hadden rondgelopen, waren donker en stil. We liepen langs de gebrandschilderde ramen naar de trap. Voorzichtig naar boven met een kopje koffie in de ene en mijn ordner in de andere hand. Helaas, bij aankomst in het archief lag er een voetbad op mijn schoteltje. Gerard wees ons een eigen tafel met scanapparaat. Om ons heen rijen boeken, fotomappen en oude kaarten, van de grond tot het plafond. Wat een rijkdom aan geschiedenis op een plek. Met zorg verzameld en onderhouden.
We bladerden door boeken en scanden foto’s en verbaasden ons over taferelen op oude ansichtkaarten. De mensen in andere kleding, de huizen die waren verdwenen, het ruwe werk in de vishal en op de boten. Plekken in Oud IJmuiden die alleen nog in de herinnering van enkelen doorleven, zoals de visbrug en de veerboten naar het strand.
Tientallen jaren later kijken wij op een maandagmorgen naar een ansichtkaart met een persoonlijke geschiedenis. Op een briefkaart geeft mejuffrouw G. uit Hoorn in 1905 met kroontjespen in krulletters een groet aan een mejuffrouw in Oud-IJmuiden. Als adres wordt alleen de straatnaam genoemd, zelfs een huisnummer staat niet vermeld. De kaart geeft een ‘panorama IJmuiden’, waarschijnlijk vanaf de koepel van het Willem Barentszhotel gezien.
Op de diverse oude foto’ s stond het gebouw van het huidige Zee- en Havenmuseum. In 1905 werd de ‘Vereeniging Visscherijschool te IJmuiden’ opgericht en het gebouw werd in 1916 geopend als Gemeentelijke Visserijschool. In de volksmond werd het ‘de Visserijschool’ genoemd. Op de foto’ s kijkt het, toen enige, gebouw bovenop het duin uit over de haven. Verderop schemeren de contouren van de Westerbegraafplaats.
Het gebouw kwam leeg te staan en stond op de nominatie om gesloopt te worden. In 1989 werd een stichting opgericht die het gebouw wilde behouden door het in te richten als Zee- en Havenmuseum. In een museumlokaal van dat museum pendel ik nu te midden van boeken en ordners in gedachten heen en weer tussen heden en verleden. Zoveel te leren over de geschiedenis van een bijzondere plaats in de duinen. Een plek aan de onvoorspelbare zee die mensen gevormd heeft: Oud IJmuiden, een wijk met vele herinneringen. Het is een uitdaging om deze herinneringen vast te leggen in een boek, voor de mensen van nu en later.
Vandaag zijn we geïnterviewd voor een artikel in de krant en vertelden we ons verhaal over het project BeLeef Oud IJmuiden. Op deze manier hopen we nog meer mensen te informeren over ons werk dat we samen doen met de Stichting Welzijn Velsen. Om de twee weken staat er een interview met foto’ s in de krant. Volgend jaar komt het boek uit en tot die tijd organiseren we activiteiten om de verhalen door te vertellen.
Heeft u ook een verhaal. Vertel het ons en wie weet komt uw verhaal in het boek of in de krant.
* * * * *
De jampot, dijkglijden en de geur van suddervlees
Cees de Baare, 14 mei 2014
Tijdens mijn jeugd, woonde ons vissergezin in de vissersplaats aan de Nederlandse kust: Oud-IJmuiden. Ons gezin bestond uit vier kinderen, mijn moeder en vader. Vader was visserman. Samen met mijn opa was hij eigenaar van de Noordzeekotter “Maria” IJM 202. In deze periode was het geen weelde. Veel gezinnen in Oud-IJmuiden moesten de touwtjes aan elkaar knopen en de week rondkomen van een karig loon. Wij hadden het geluk dat mijn vader visserman was, er was elke dag wel een maaltje vis of heerlijke garnalen op brood.
Je wilde als kind ook wel eens ander broodbeleg. Mijn oudste zus werd op pad gestuurd naar de kruidenier om een pot jam te halen. Zij wist als geen ander dat wij het niet breed hadden. Het noodlot sloeg op de terugweg toe. Onderweg viel de pot jam op de grond en ze wist zich geen raad. Ze pakte de jam tussen de glasscherven op en liep er mee naar huis. Ze keek mijn moeder verdrietig aan en vertelde dat zij de jam had laten vallen. Van achter haar rug haalde ze de druipende jamresten naar voren en hield het met een beteuterd gezicht in haar handen.‘Kijk mama, ik heb nog wel de jam hoor.’ Moeder werd in dit soort situaties nooit boos en moest hartelijk lachen om het voorval.
Van de zaterdag kon ik echt genieten. Mijn vader was in de buurt of aan boord van de kotter in de haven. In de middag gingen wij in bad in de zinken teil. De rest van de week werd je aan het aanrecht gewassen, wat in de winter geen pretje was. Op zaterdag was het feest; op de kachel in de keuken werd warm water opgestookt voor de wekelijkse wasbeurt. Het lekkerste was de geur die ik nu nog zou herkennen. De geur van suddervlees die op zaterdagmiddag door mijn vader werd aangebraden, om vervolgens de hele avond te laten sudderen. Dat was voor de zondag maaltijd. Je kan mij nog wakker maken voor alle visgerechten die er zijn, maar het lekkerste vond ik het suddervlees op zondag. Als klap op de vuurpijl kwamen opa en oma langs met een grote zak pelpinda’s en een glas limonade gazeuse, die door de grote hoeveelheid koolzuur je neusgaten uitkwam.
Anders dan de zaterdag duurde de zondag lang omdat je niet buiten mocht spelen in je zondagse kleren en na de kerk verplicht bij beide grootouders op bezoek moest. Vervolgens liepen we langs de haven om een kantje te pikken. In die tijd was het een drukte van jewelste langs de haven. Mijn pa deed het volgens mij om te checken of de kotter “Maria” er nog goed bij lag. Dat ommetje vond ik minder erg omdat ik wist dat het daarna suddervleesfeest was.
Mijn vader en ik waren de enige binnen het gezin die gek op alikruiken waren. Af en toe nam hij ze voor ons mee en hadden we onze vader-en-zoon momenten. Wij waren alleen in de keuken en vader kookte de alikruiken. Het meest stoere vond ik dat mijn vader er een scheut bier bij deed. Wist ik dat de alcohol na het koken was verdampt. Na het koken peuterden wij met een van moeder geleende naald de slakken uit de schelp, keuvelden heerlijk over de zee en het varen en genoten van de alikruiken.
Eén van de jeugdactiviteiten in de buurt was het dijkglijden. Dit deden wij bij het nog bestaande station, op het hoge talud. We gebruikte allerlei materiaal om het hele jaar van de dijk af te glijden, zoals stukken karton en soms een houten viskist die je vanaf de vishallen naar de dijk smokkelde. Dat kon een hachelijke onderneming zijn omdat de halpolitie van het Staatsvissers-havenbedrijf op je loerde. Dit deden zij ook tijdens het huttenbouwen. Wij bouwden hele tunnelstelsels met kamers in de torenhoge stapels viskisten. Als je nu terugkijkt waren dit levensgevaarlijke ondernemingen. De bussen van de NZH reden vanaf het station naar Haarlem en Beverwijk. Ik heb mijn eerste mooie gele houten klompen verspeeld onder een bus tijdens het glijden van de dijk. De klompen schoten boven aan de dijk uit en rolden de dijk af, precies onder een van de voorwielen van de bus. Maar goed dat ik niet aan die klompen vast zat. Dan heb ik het nog niet gehad over de vele zitvlakken van broeken die regelmatig vernieuwd moesten worden als het stuk karton onder je gat wegschoot en je vervolgens de dijk afgleed op je broek. Het moet de moeders van die tijd soms tot wanhoop hebben gedreven. De opgelopen schaafwonden waren voor eigen rekening, daar hoefde je thuis geen medelijden voor te vragen. De gelauwerde uitspraak in die tijd was dan ook, ‘eigen schuld dikke bult’.
Om in die tijd iets anders dan een droog biscuitje te krijgen, kon je voor de bakker hout sprokkelen voor zijn ovens. Dit deden wij natuurlijk bij de vishallen, waar we stukken hout van kapotte viskisten bij elkaar sprokkelen. De beloning was een papieren zakje koekkruimels waarvan de houdbaarheidsdatum meestal ruim was gepasseerd. Voor ons was het een verwennerij!
* * * * *
Over Derpers en de Veertig
Agnes de Boer, 23 april 2014
Aldert van der Plas liep met zijn hoofd voorovergebogen over het strand. De eeuwige zuidwesten zeewind voerde vroeg in het jaar sneeuwvlokken mee die gevuld met het zout van de Noordzee zijn wangen geselden zoals vroeger de hand van de meester. Zijn donkere haren zwiepten in kleffe slierten vanonder zijn gebreide muts. Voor hem liep zijn neef, Leen Nieuwenhuyzen met zijn handen diep in zijn zakken. Ze liepen de twintig kilometer tussen het Derp en IJmuiden alleen en zwijgend. Er was geen plaats meer op de hondenkar vanmorgen. Aldert had een slechte nacht gehad. Hij had Trijntje vertelt dat Leen naar IJmuiden wilde verhuizen. Hij had meer dan genoeg van die dagelijkse tocht en was niet getrouwd. Fluisterend, zodat de kinderen die aan de andere kant van de kamer sliepen het niet konden horen, had Aldert tegen Trijntje gezegd dat het misschien niet zo’n slecht idee was. Met de visserij in Egmond was het toch een afgelopen zaak, niemand wilde zelfs de bom van zijn oom nog kopen.
‘Je wilt toch niet tussen die dronkenlappen in het duin wonen?’ had Trijntje geschreeuwd. ‘Wat moet er daar van onze meisjes worden?’ Ze had haar rug naar hem toegedraaid. Uren had hij liggen draaien. Midden in de nacht werd hij opgeschrikt door het zachte gedrein van Antje, hun jongste. Water droop uit haar ogen en neus en ze hoestte als een oude hond. Hij had het bleke gezicht schoon geveegd en haar gewiegd tot haar hoofd tegen zijn schouder zakte en haar ademhaling overging in een rustgevende cadans. Terug in bed schoof Trijntje tegen hem aan, hij voelde de warmte van haar billen door haar nachthemd heen. ’s Ochtends was hij pas wakker geworden toen Leen aanklopte en aangekomen bij de vuurtoren waren de hondenkarren al vol.
Over de Kleine en de Zuidersluis stapte hij IJmuiden binnen. Sinds Koning Willem III vorig jaar op 1 November het sluizencomplex in het Noordzeekanaal had geopend, hadden de witte dienstwoningen van Rijkswaterstaat een naam: ‘IJmuiden’ gonsde het over de hoofden van de kanaalgravers, vislossers en zeelui die achter de hoge heren stonden opgesteld om een glimp op te vangen van de Koning. Later had Leen, die kon lezen, hoewel Aldert niet wist van wie hij dat had geleerd, gezegd dat het betekende: mond van het IJ, het water waar Amsterdam aan was gebouwd. Aldert vond dat een mooie gedachte; IJmuiden als toegangspoort naar de grote stad. Stiekem droomde hij dat hij daar rondwandelde, samen met Trijntje en de meisjes. Hij had gehoord dat er koetsen reden over de grachten en misschien kon je er wel met de boot naar toe over het nieuwe kanaal.Hij schudde zijn hoofd en liet de wind zijn dwaze gedachten wegblazen. Op weg naar de kotter van schipper Van der Zwan, kwam hij langs een afgegraven stuk duin in de Breesaap. De plaggenhutten waren verwijderd en in een hoek van het terrein lagen stapels stenen en hout. Voor hem hield Leen zijn pas in en draaide zich om.
‘Hier gaat het gebeuren,’ zei hij en maakte een weids gebaar. ‘Hier bouwt mijnheer Arnold veertig woningen met een secreet.’
Aldert hield zijn adem in en sloeg zijn armen rond zijn grote lijf. Dat scheelt een stuk lopen, dacht hij. ‘Wie is die Arnold?’ vroeg hij.
‘Een slimme vent,’ vertelde Leen. ‘Iemand die rijk is geworden door het verkopen van grond aan de Amsterdamse Kanaal Maatschappij. Hij heeft zijn hart op de goede plek en wil dat de arbeiders beter wonen dan in de hutten in het duin.’
Aldert wist dat Trijntje niet weg wilde bij haar moeder en haar zussen. Maar hij voelde dat hier de toekomst lag. Zoveel schepen als in IJmuiden om een plek aan de kade vochten, had hij in zijn hele leven nog nooit bij elkaar gezien. De luwte van de pieren trok zelfs vissersschepen uit Den Helder en Scheveningen aan om hier hun vis te lossen. Er waren dagen bij dat de vrachtschepen die door wilde varen naar Amsterdam, er niet door konden.
In de loop van het jaar 1878 trokken Aldert, Trijntje en hun drie dochters in hun nieuwe woning aan de Hoeksteeg. Trijntje was overstag gegaan toen ook de man van haar oudste zus Corry, zei dat hij zijn geluk ook wilde beproeven in IJmuiden. Het was een stevige vent die als hij brutaal genoeg was, als losser veel geld zou kunnen verdienen. Je moest je plek bevechten, maar dat was hem wel toevertrouwd.
‘Dan wil ik wel bij elkaar in de buurt wonen,’ had Corry gezegd. Schipper Van der Zwan regelde dat met mijnheer Arnold. Voor twee gulden per week kwamen Aldert en Trijntje boven te wonen. Corry woonde met haar vijf kinderen beneden en betaalde een kwartje meer.
Met een hondenkar waarop alle spullen van beide families met touwen waren vastgeknoopt tot een wankele stapel, arriveerden ze op zondag bij de woning. Als ze hard doorwerkten, kon Aldert morgen weer uitvaren.
‘Twee kamers,’ riep Trijntje en sloeg haar hand voor haar mond. Het keukentje van één bij één meter was gauw gevuld met haar keukenspullen.
‘Mama, kijk eens.’ Haar dochters zwaaiden vanuit de bedstee. ‘Nu liggen we niet meer op de grond.’
‘Eruit,’ mopperde Aldert. ‘Mama moet eerst de gordijnen ophangen.’ Hij liep naar beneden en stak zijn hoofd om de deuropening van de woning van zijn schoonzus. Ze was bezig om de kooi onder de bedstede in te richten voor haar twee jongsten. De twee bedsteden waren al klaar.
‘Nu kunnen we tenminste altijd samen slapen,’ zei Corry.
Aldert lachte. ‘Bleef hij vaak op de bom overnachten?’
Corry knikte en keek naar haar gerimpelde handen. ‘Hij kon er slecht tegen, vijf van die schreeuwerds in een kleine ruimte.’
In de week die volgde kwamen nog meer Derpers naar IJmuiden. Sommigen hadden een kruik jenever mee en avond aan avond werd het weerzien en het nieuwe begin gevierd. Een enkele keer hoorden ze een vreemd dialect. In het huis naast hen trokken Jannetje en Arie van Vliet uit Middelharnis en daarboven Ans en Chris Terwan uit Pernis.
Aldert van der Plas liep met zijn hoofd voorovergebogen over het strand. De zuidwesten wind blies hem vooruit en het voortrazende zand schuurde zijn kalende hoofd glad. De vuurtoren van IJmuiden vormde zijn baken. Op zondagmorgen moest hij er altijd even uit. Voor Trijntje was het verdrietig dat na de drie meisjes, alleen nog twee kinderen doodgeboren ter wereld waren gekomen. Ze woonden toen al jaren in De Veertig en hij was er lang trots op geweest dat ze de kooi niet hoefden te gebruiken.
Ongemerkt was hij bij de Vissershaven gekomen. De tuigen van de vissersschepen klepperden ritmisch tegen stagen en masten, de touwen floten de boventonen. Hij miste de vrijheid, maar was blij dat hij vijftien jaar geleden, net als Leen, de overstap had gemaakt van de visvaart naar het werk aan de wal bij de Vischafslag van Reyer Visser. Een goede baas die de visafslag van de grond af aan had opgebouwd. Was hij nu toe aan alweer een nieuwe stap en durfde hij weg te gaan bij Reyer? Ook nu was Leen hem voorgegaan en werkte al een jaar op de Lattenmark bij de Rijksafslag. Ambtenaar, mooier kon niet, misschien konden ze zelfs verhuizen. Maar Reyer zou het hoogverraad noemen.
* * * * *
Koffie en petroleum in de Breesaapstraat
Marlenne Schrijver, 25 maart 2014
‘Ach, wilt u het even malen’ vroegen de klanten. Alberdina deed de koffiebonen in de grote koffiemolen met twee wielen, ze moest er met twee handen aan draaien. ‘ Ja, het was zwaar draaien,’ vult Helena aan. ‘Half pond koffie erin en twee maal draaien, dan was het klaar en hadden ze lekker vers gemalen koffie. Niet zoals nu, die poederkoffie. Het was toen ‘Van Nelle’ koffie, een half pond voor vijftien cent.’
Ook verkochten ze in het kruideniers en grutterswarenwinkeltje petroleum voor petroleumstellen. Alberdina vertelt: ‘ Je had vier tot en met één pits toestellen en daar kookten ze op. Iedereen kwam bij ons petroleum kopen. Die lucht hing in de winkel en dat stonk!’ De klanten hadden een vierkante kan mee, waar het in werd gegoten.
De winkel aan de Breesaapstraat was van acht tot acht uur open. Daarna mochten de klanten niet meer kopen anders kreeg je een boete. Als de mensen wat waren vergeten, kwamen ze na achten achterom. ‘ Nou ja, toen was het helemaal gewoon allemaal’ lacht Helena. ‘En op de zaterdag was de winkel tot tien uur open.’
In het midden van de gevel zat de winkeldeur met aan weerskanten een raam. Op de voorgevel hing een bord met grote letters ‘Van Nelle’ In de winkel stond links en rechts een grote toonbank. Bij een toonbank stonden vierkante koekdozen met glazen deksels. Snoepjes zaten in glazen potten. Ze verkochten zuurtjes, ulevellen, ananassnoepjes en toverballen. Helena vertelt; ‘ Als ik naar school ging, deed ik een hand in de snoeppot en zat mijn hand vast… Dat is tachtig jaar geleden.’
Ook verkochten ze bruine bonen en groene erwten. In ronde vaten zat bakolie, waar je met tinnen maatbekers olie uit haalde die je in een fles deed. Groene zeep, soda, en losse stroop. ‘Alles los, wat een werk,’ mijmert Helena. In grote zeepoederdozen van ‘Klok’ zat altijd een klein cadeautje.
Er hingen bruine papieren zakken boven de toonbank en er stond een ouderwetse weegschaal met twee koperen schalen, met gewichten er op. Die sloeg altijd door en gaf teveel aan. Het was lastig om het op de gram nauwkeurig weer uit de zak te halen. De klant zei meestal: ‘Ach, laat dat beetje maar zitten .’ Alberdina zei: ‘Dat was je verdienste.’
Later kwam de ‘snelweger’. ‘Dat was een uitkomst,’ merkt Helena op. ‘Er waren geen gewichten meer nodig, een wijzer gaf precies het gewicht aan’.
Broer Albert haalde met de fiets de ‘boekjes’ bij de klanten op. Alberdina vertelt: ‘Dat heet horen; de boodschappen waren al opgeschreven en in de winkel maakte Helena de boodschappen klaar. Albert reed weer op zijn fiets naar de klanten, met in de grote rieten fietsmand met deksel er op, de boekjes en de boodschappen.’ De klanten betaalden een keer per week, wanneer ze het loonzakje hadden ontvangen. Soms ging het ‘op de pof.’
In de buurt zaten diverse winkeltjes zoals op de hoek een winkel voor scheepsbenodigdheden. Alberdina en Helena wandelden vaak langs Thalia, dat was in die tijd een filmtheater. Ze liepen er met een grote boog omheen omdat ze niet naar binnen mochten. Helena; ‘ Het ziet er nu heel anders uit.’
Alberdina wordt dit jaar 105 en haar zuster Helena 93. Ze vertellen geanimeerd en gedetailleerd over hun jeugdjaren alsof het gisteren was. Ze vullen elkaar naadloos aan in het vertellen over hun belevenissen.
Alberdina is in 1911 geboren. Haar vader Pieter wilde graag dat zijn vader Aalbert vernoemd werd. Toen bleek dat hun derde kind geen jongen was, werd de naam veranderd in Alberdina. Na nog twee meisjes werd eindelijk een jongen geboren. Hij kreeg de naam Albert. Helena Maria is de jongste telg uit het gezin met acht kinderen en is vernoemd naar haar moeder Lena Maria.
Vader woonde met zijn vrouw in Pernis en verhuisden in 1900 naar het nieuwe IJmuiden. Hij werkte in de vishal als vispakker en sorteerde vis. Als er een boot binnenkwam, werd er aangebeld en moest Pieter naar de vishal. Het was geen vaste baan, je had werk als een boot met vis binnenkwam. Toen dat later minder werd, raakte hij werkeloos en nam hij de winkel in 1933 over. Ze verhuisden van de Cronjestraat naar de Breesaapstraat. De twee oudste dochters waren al uit huis en getrouwd. Moeder, Helena, Alberdina en Albert hielpen vader vaak samen met de andere kinderen. Als er iemand voor boodschappen kwam, liepen ze vanuit hun woonhuis naar voren om te helpen.
In 1942 moesten ze verhuizen uit Oud IJmuiden omdat er werd gebombardeerd. Ze gingen in de Alexander Bellstraat wonen. Tijdens de evacuatie heeft de familie in Garijp gewoond vanaf janauri 1943. De winkel met het woonhuis aan de Breesaapstraat is helaas niet ongeschonden de oorlog doorgekomen. Alleen de levendige herinneringen aan die tijd resten nog de zusters Alberdina en Helena. Zoals Alberdina opmerkt: ‘Toen had je geen Deka of AH, maar een kruideniers en grutterswinkel. Er stond een bank in de winkel waar mensen op bleven kletsen, vaak zelfs na sluitingstijd. Onze winkel was een plek waar mensen elkaar konden ontmoeten.
* * * * *
Leveren aan de Duitsers
Agnes de Boer, 7 maart 2014
Aldert Bleeker komt uit een gezin waarin het leven draaide om het leveren van bouwmaterialen en dat heeft hij zelf ook zijn hele leven gedaan. Voor de oorlog woonde hij op de plek waar nu het gapend gat van de voormalige AH ligt. Aan het begin van de oorlog was Aldert veertien jaar. De ouders van zijn vriend, Henk van Beusekom, hadden een groentewinkel in de Keizer-Wilhelmstraat in Oud-IJmuiden. Als je deze straat afliep kwam je ter hoogte van station IJmuiden-West op de Wilhelminakade uit, beneden ligt nu café Kruiten.
In de oorlog lagen er Duitse schnellboten in de Vissershaven. De vader van Henk leverde aan de Wehrmacht. Dat was zijn manier om te overleven tijdens de oorlog; je werd tewerkgesteld door de Duitsers of je werkte voor de Wehrmacht of aan de bunkers, zoals Aldert zijn vader.
‘Doe eens wat voor me’ zei Henks vader tegen de jongens. Met de driewielbakfiets moesten Aldert en Henk aardappels of bloemkolen brengen bij de Duitsers. Ze hadden daar een speciale Ausweis voor.
Het ritje heeft ze bijna een ongeluk gebracht. De bakfiets had schuine klepjes waarmee je de bak nog breder kon opladen. Henk zat op de fiets en plaatste zijn voeten op die stepjes. Aldert zat achterin het bakje met zijn gezicht naar Henk. Bij Augusta reden ze de hoogte af en beneden liep de spoorbaan. De zwaarbeladen bak vloog naar beneden en opeens keek Aldert in de opengesperde ogen van Henk: de spoorbomen gingen naar beneden en er was geen remmen meer aan. Henk kon nog maar een ding doen en maakt een wilde slinger naar links; ze vlogen op een wiel door de bocht en bleven op wonderbaarlijke wijze overeind.
De aardappelen werden aangevoerd met een Rijnaak, deze was gevuld met een paar ton aardappelen. Aldert moest een paar manden aardappelen met zijn paard en wagen naar de Duitsers in de katholieke kerk brengen. Herr Trollie regelde alles. De aardappels werden via een lange schuine ladder uit het ruim gehaald. Beneden en op de ladder waren vijftien man aan het werk. Tijdens een luchtalarm kon niet iedereen snel genoeg via de trap vluchten en ze tolden over elkaar en over de aardappels heen. Armen en benen staken als een kluwen in elkaar. Aldert vluchtte met zijn vrachtje van zes manden naar huis. Tja, die waren natuurlijk leeg toen hij weer terug kwam. Herr Trollie had een liefje in de Gerard Doustraat, de huizen waren nog door Alderts vader gebouwd. Aldert legde uit waar het was en Trollie bracht daar zelf een mand aardappelen heen.
Vader leverde bouwmaterialen aan de Duitsers. Je moest langs de Sperre; een Duitse controle met Spaanse ruiters, dat waren verplaatsbare wegversperringen van prikkeldraad. Aldert zat op de bok van de kar en toonde zijn Ausweis. Naast hem stond een omgekeerde aardappelkist. De Duitse officieren hadden mooie leren laarzen. Op de terugweg smokkelde Aldert gestolen laarzen in de aardappelkist door de Sperre. Saboteren voor de eigen zaak heette organiseren.
Op zaterdagochtend werkte je nog. Daarna ging Aldert kaarten bij een vriend, thuis mocht hij niet kaarten. Door de handel verdiende de jongens goed. Je kon een tientje op een aas inzetten en aan het einde van het weekend had je soms wel driehonderd gulden winst of schuld. Helaas was dit na de oorlog over, toen had je amper geld.
‘Ik kon me overal goed uitkletsen,’ vertelt Aldert, ‘want ik had al een beetje Duits geleerd op school. En uiteindelijk had iedereen boter op zijn hoofd.’ Op een dag werd hij in paniek door een Hollandse uitvoerder, ‘een Puler’, geroepen omdat hij een Ausweis voor een paard en wagen had. De uitvoerder was fout bezig en er werd gecontroleerd door de Duitsers. ‘Doe alsof je hier aan het werk bent,’ zei de uitvoerder. Er stopte een luxe auto met privéchauffeur en een Duitse officier achterin. Hij telde eenentwintig arbeidskrachten en een paard en wagen, dat was ‘in ordunung’. Even later kwam hij terug en telde opnieuw, nu vijfendertig arbeiders. Weer zij hij: ‘Es stimmt,’ en de uitvoerder was gered.
* * * * *
Dansen in de oorlog
Agnes de Boer, 17 februari 2014
Corrie is in 1924 geboren en heeft op de Wilhelminakade gewoond. Ze zegt dat ze niet zoveel meer van Oud-IJmuiden weet omdat ze vijftien was toen de oorlog uitbrak en achttien toen ze moesten evacueren naar Bloemendaal. In die tijd heeft ze haar man, Herman, leren kennen en zijn ze vanuit Bloemendaal getrouwd. Hermans vader werkte bij Rijkswaterstaat en hij woonde in een van de huisjes onder de vuurtoren bij het tegenwoordige restaurant IJmond. Ongemerkt weet Corrie nog heel wat te vertellen over de jaren voor en vooral tijdens de oorlog.
Tot 1942 heeft ze nog in Oud-IJmuiden gewoond. De evacuatie was schokkend. Je kreeg te horen dat je binnen vierentwintig uur je huis moest verlaten. ‘Mijn vader heeft ook nog een kar moeten huren voor ƒ 7,-. Dat moest je zelf betalen en was een hoop geld.’ Sommige huizen werden daarna gesloopt omdat de Duitsers een leeg schootsveld wilden hebben. Wij kwamen terecht in Bloemendaal waar ik in een kruidenierswinkel kwam te werken. Dat was gelukkig fijn werk en er kwam geld binnen. Mijn vader verdiende in die tijd bijna niets. Hij had in de vis gewerkt en alle loggers en trawlers waren naar Engeland vertrokken. Zo kwam er ook nooit meer een extra visje binnen om zelf op te eten. Het geld dat mijn ouders gespaard hadden voor hun oude dag, ging op in Bloemendaal.
Doordat ik de oorlog mee heb gemaakt ga ik wel relativeren. Als jongeren nu zeggen ‘daar heb ik recht op’, kan ik me heel kwaad maken. Wij moesten binnen vierentwintig uur ons huis uit, je hebt helemaal nergens recht op. ‘Uit die tijd heb ik geen foto’s, ik heb geen rapporten of een poezie-album. En we konden niet stappen, je moest om acht uur binnen zijn. Door bomaanvallen ontstond er chaos en grote gaten. Ik vroeg me af waar de breukbanden vandaan kwamen die tussen de spullen van Koelhuis IJsvries lagen na een bombardement.’
Ondanks alles gebeurde er ook mooie dingen. Mijn oom Cor woonde vlakbij in de IJmuiderstraatweg, dat is net buiten Oud-IJmuiden. Aar kon je ’s avonds natuurlijk niet naar toe vanwege spertijd. Mijn ouders gingen vlak voor acht uur weg en probeerden na afloop stiekem thuis te komen. Dat is kennelijk altijd goed gegaan. Mijn zusje en ik hingen dan kleden voor de ramen om te verduisteren. Coba van Leeuwen, die net als mijn zus Gre ook in het warenhuis van Van Loendersloot aan de Zeeweg werkte, en Coby Huibel kwamen dan bij ons. We speelden piano en dansten met zijn allen in de kamer.
Ik ben nooit meer teruggekomen in Oud-IJmuiden, want door het werk van mijn man, verhuisden we naar Zeeland. Mijn zus is met haar ouders in de Homburgstraat terecht gekomen, waar zij nog steeds woont.
* * * * *
Oud-IJmuiden vlak na de oorlog
Agnes de Boer, 17 februari 2014
Cor Visser is net niet geboren, maar wel getogen in Oud-IJmuiden. Hij is vijfenzeventig jaar en woont met zijn vrouw Leuni in een nieuwe flat in de Neptunusstraat. ‘Doordat mijn vader vanwege de crisis elders werk probeerde te vinden, ben ik geboren in Weesperkarspel, waar mijn vader zijn geld verdiende met een draaiorgel en het repareren van lekke banden.’
Cor zijn vader week, zoals zo veel IJmuidenaren, in 1940 met een visserschip uit naar Engeland om pas na de oorlog weer terug te keren. Moeder Visser en de kinderen evacueerden tijdens de oorlog naar Friesland en het gezin keerde na een korte periode in Santpoort vanaf 1946 weer terug naar IJmuiden. Ze huurden het huis in de Bloemstraat van bakker Vreman voor ƒ 5,- per week. ‘Hoewel we vlak naast bakker Kromhout woonden, voelde mijn moeder zich verplicht om bij Vreman brood te kopen.’ Vertelt Cor. Elke dag bracht hij brood en eenmaal per week nam hij gelijk de huur in, als er ten minste geld in huis was. Dat mankeerde er wel eens aan. Zijn vader was regelmatig werkloos, vooral ‘s-winters, en de huurschuld liep op.
Het huis stond in een echte volksbuurt met alle winkels die je voor de dagelijkse boodschappen nodig had vlakbij elkaar. ‘Naast ons had je bakker Kromhout en daar tegenover in de Bloemstraat kapper Prince die ook tabakswaren verkocht. Schuin tegenover ons was slager Res gevestigd met ertegenover café De Graaf. In die tijd wemelde het van de cafés in IJmuiden. Een gezegde was dat je in IJmuiden van café naar café kon spugen. Als je bij Res de hoek met de Bloemstraat kwam je eerst weer langs een café met twee oude vrouwtjes als eigenaressen. Dan kwam groenteboer Nanne, daarnaast melkboer Schoorl die fietsenmaker Piersma als buurman had. Vervolgens kruidenier Nanne, een broer van de groenteboer, hij heeft later jaren met een ijscokarretje gevent. Tegenover Nanne zat Cobi Hoogendijk, de gehaktballenmaakster. Ze leverde gehaktballen aan horeca en groothandel. Verderop kwam je langs een schoenmaker en Schaftal de drogist. Daartegenover café Ellie die naast een banketbakker zat. Naast de drogist had je café Levasier. Als laatste winkel zat het tabakszaakje van Carsten en vervolgens liep je de Wilhelminakade op en kwam je bij kantoorboekhandel Minerva, die tevens een uitleenbibliotheek had. Voor een dubbeltje kon je voor een week een boek lenen. Ik kon snel lezen en ik heb vaak in etappes, terwijl ik zogenaamd boeken uitzocht, een ander boek uitgelezen. Elke keer verstopte ik dat boek ergens in de winkel waar anderen het niet zo snel konden vinden.’
Het was normaal dat je in de winkel waar je vaste klant was niet direct betaalde maar het op liet schrijven. Pas aan het eind van de week, als de lonen werden uitbetaald, werd ook de winkelier betaald. Het risico was, zoals bij Visser thuis wel eens gebeurde, dat je niet altijd op tijd of voldoende kon betalen en je schuld langzaam groter werd. Uiteindelijk kreeg je niets meer op de pof.
In die tijd kon je soms een maaltje vis uit de vishal halen. ‘We liepen als jongens aan de havenkant langs de vishal en keken of we onder de deuren door een paar visjes naar buiten konden trekken. Soms lukte het een hele rits haringen aan een ijzerdraadje te rijgen. We moesten zo snel mogelijk weg zien te komen,’ Cor gebaart driftig. De vishal had zijn eigen politie, de halpolitie. De baas, Kerkhof, woonde aan de Tegeltjesmarkt, tegenwoordig de kade voor de veerboot naar Engeland, en zijn maatjes waren Wijker en Flippie. Als die de jongens met vis snapten, werden ze wegens diefstal ingerekend. ‘Als we ze in de verte aan zagen komen, gooiden we onze vis achter een paar kisten en haalden die later op.’ Een andere plek om vis te schooien was de rokerij in het duin, waar je kwam via het Rokerspad. Als je geluk had kregen de jongens een paar beschadigde gerookte makrelen mee. Thuis waren je ouders er blij mee. ‘Soms stuurde mijn vader me er zelfs op uit om vis te halen.’
In de buurt rondom ons lagen veel open plekken waar vroeger huizen hadden gestaan. Het grootste deel van de bebouwing was door de Duitsers gesloopt om een vrij schootveld voor hun geschut te krijgen. Wat zij niet hadden gesloopt, was door geallieerde bombardementen weggeschoten. Sommige huizen, vooral in de Kanaalstraat, waren door de Duitsers als verdedigingspost omgebouwd met bunkers en schietgaten erin. Deze verlaten en vervallen huizen vormden ons speeldomein. We wisten precies hoe je van het ene huis in het andere kon komen, via de kelders, de daken of een gat in de tussenmuur.
Voor en achter ons huis lagen braakliggende landjes. Vanuit de voorkamer keken we zo op de Bik en Arnoldkade. Vanuit de achterkamer kon je door de poort de Visserijschool zien en daarachter de duinen. Rond 1950 zijn er op de Wilhelminakade weer huizen gebouwd en in de Bloemstraat werd de nieuwe garage van Zwier neergezet die later door Konings is overgenomen. Aan de overkant van het landje achter ons zat Kloosterhuis, het ambulancebedrijf en opvolger van Bakkertje Bier.
* * * * *
Van de Winkel van Sinkel naar Seaport Radio
Agnes de Boer, 11 februari 2014
Mijn gesprek met Marcel Out, Alias Erik Beekman van Seaport Radio mondde uit in een mooie Oud-IJmuiden anekdote over de Winkel van Sinkel van zijn opa en een korte geschiedenis van de band tussen Marcel en Seaport Radio.
Winkel van Sinkel
Marcels opa had van 1952 tot 1962 een lunchroom annex koffieshop waar je ook kon biljarten aan de Kanaalstraat, ongeveer waar nu de marechaussee zit. ‘Volgens mij had het niet echt een naam,’ vertelt Marcel. ‘Er hing alleen een reclamebak met de tekst De man van de knakworst erop. Mijn opa was ome Arie Out.’ Het pand is inmiddels afgebroken.
Daarna begon zijn opa in de Bloemstraat een patatzaak. Ook reed hij met een ijskar rond. Hij was de tegenhanger van de ijsboer Simon de Wit. Je kon voor één of twee cent een ijsje bij ome Arie Out kopen.
‘Mijn opa had een neus voor zaakjes waar hij geld mee kon verdienen,’ zegt Marcel. In 1965 stopte hij met de patatzaak en begon een soort Malle Pietje winkeltje, zoals in de serie Swiebertje. Het was een Winkel van Sinkel tegenover garage Koning, ook in de Bloemstraat. ‘Je kon er alles kopen, zinken teilen, strandspullen en snoep,’ vertelt Marcel. ‘Naast de winkel stond een groot petroleumvat, daar kon je met een jerrycan petroleum halen.’
In 1971 deed opa de winkel van de hand. Marcel was nog klein en kan zich er niet veel meer van herinneren. Hij weet nog dat zijn vader zei dat ze wel drieëndertig keer verhuist zijn en onder andere in Velsen-Noord, Den Helder, Baarn, Leerdam, Amsterdam en Den Haag hebben gewoond. Opa heeft tot zijn 78e gewerkt en is zelfs hofleverancier geweest. ‘Als beroep gaf hij altijd op: koopman,’ zegt Marcel. ‘Tot 1946 was hij eigenaar van het Velser Koffiehuis op de Nieuwmarkt in Amsterdam, waar Maup Caransa regelmatig kwam. Dat pand heeft hij uiteindelijk voor ƒ 6.000,- verkocht.’
Seaport Radio
Als jonge jongen werkte Marcel in de jaren tachtig eerst als vrijwilliger bij de ROS, de Regionale Omroep Stichting. Ze zaten in een kantoortje op de tweede Rijksbinnenhaven, je moest er met het pontje naar toe. ‘Radio maken is voor mij een manier van leven, het is niet alleen mijn beroep, maar zeker ook een passie,’ vertelt Marcel. Hij heeft het vak geleerd op het zendschip ‘Ross Revenge’ van Radio Caroline en later bij de Stadsradio Rotterdam. Begin jaren negentig kwam hij in dienst van de eerste lokale omroep van Velsen. ‘Ik doe het werk al drieëndertig jaar. Je hebt veel contact met mensen en kent iedereen. Doordat je de mensen vaak ziet en spreekt, weet je wat er in ze omgaat. Dat is mooi, soms kun je ze helpen.’
In 1987 verhuisde studio ROS naar de benedenverdieping van het huidige Witte Theater, dat net geopend was. Mari van der Vlis, spokesman bij Hoogovens, was voorzitter. Een jaar later verhuisde de studio naar boven en het radiogedeelte is daar altijd gebleven. In de jaren negentig heette het Radio Plus en in 2002 werd het Seaport FM, waar Marcel of Erik nog steeds met veel enthousiasme radio maakt over en voor Velsen.
* * * * *
Meeuwen en mensen
Marlenne Schrijver, 2 februari 2014
Buiten hoor ik meeuwen. Op het dak van een schuur ligt brood en dat heeft een grote aantrekkingskracht. De meeuwen storten zich op het eten en binnen korte tijd ligt het dak er weer brodeloos bij.
Als ik het geluid van krijsende meeuwen hoor, roept dat beelden op uit vroegere tijden. Dat klinkt als lang geleden, maar ik bedoel de tijd van mijn jeugd in Oud IJmuiden. Toen ik elf jaar was verhuisden we van Haarlem naar IJmuiden. Voor mij was dat een grote overgang. De school aan de Kerkstraat werd de nieuwe plek waar ik de doordeweekse dagen door ging brengen. Ik liep over het woeste en ledige landschap gevuld met zand en restmateriaal van huizen die daar ooit hadden gestaan. Onderweg liep ik langs de winkel van de groenteboer. Ik zie nog de kisten met sinaasappels buiten op de stoep voor me. Naast de winkel stond nog een huis en de andere huizen waren al gesloopt. De omgeving zag er avontuurlijk uit en zo’n kaal landschap is voor kinderogen een gebied vol uitdagingen. Het mocht natuurlijk niet maar met een stel vriendjes stiekem door het raam van een oud huis klimmen, dat was heel spannend. Er was al ‘fikkie gestookt’, dus het stonk behoorlijk en alles was zwart en eng. Thuis roken ze meteen dat het spelen niet alleen bij ‘het grasveld’ was gebleven. Ook werd er gebouwd. Toen was het nog mogelijk het bouwterrein op te komen. De flats aan de S.P.Kuiperplantsoen kregen daar vorm. Alleen de betonplaten lieten zien hoe het ongeveer er uit zou gaan zien. We probeerden tot op de bovenste verdieping te komen. Ook onder de fundering van betonplaten zat een ruimte en via een klein gat kon je daar in kruipen.
Het oude gebouw van woonzorgcentrum Breezicht aan de Keizer Wilhelmstraat heeft plaatsgemaakt voor nieuwbouw. Het was toen mijn dagelijkse uitzicht en een vertrouwd beeld. Veel herkenbare plekken zijn in de afgelopen jaren verdwenen. Schoolgebouwen zijn gesloopt en alleen de bomen van het schoolplein staan er nog. De vrijgekomen leegtes zijn weer volgebouwd. Zo gaan we met de tijd mee. Wat blijft zijn de herinneringen. De meeuwen krijsen nog als vroeger. De specifieke geur en geluiden van zee en haven zijn herkenbaar als vanouds. Oud IJmuiden vroeger en nu. Wat in de herinnering is gebleven, willen we bewaren voor nu en in de toekomst, omdat Oud-IJmuiden een bijzonder verhaal in zich draagt. Er is veel gebeurd en hard gewerkt. Een gebied ontstaan vanuit niets en dat zoveel bijgedragen heeft aan wat IJmuiden nu is. Door de inwoners van toen en nu is dat vorm gegeven. Die bijzondere verhalen mogen een verbinding worden tussen vroeger en nu. Tussen jong en oud. Daarom interviewen we mensen en schrijven deze verhalen en herinneringen op. Zo blijven de verhalen bewaard en vormen ze de basis voor het boek ‘BeLeef Oud-IJmuiden’.
Wij hebben al een aantal namen van mensen doorgekregen. Als u graag uw bijzondere verhaal over uw leven (en werk) in Oud IJmuiden aan ons wilt vertellen, kunt u ons bellen of een e-mail sturen. We maken graag een afspraak met u voor een interview.
* * * * *
Rond het Koningsplein
Agnes de Boer, 22 januari 2014
‘Gaan jullie even het boekje brengen’ zei Yvonnes moeder op donderdagmiddag altijd tegen Yvonne en haar drie jaar oudere broer Jacques. Haar moeder hield de hele week de boodschappen bij in het boekje. Bij veel gezinnen kwam kruidenier De Pagter het boekje halen, maar de kruidenier zat vlak bij hen op de hoek van de Koningstraat en de Bloemstraat. De boodschappen werden de volgende dag in een mand thuis bezorgd. Gelukkig konden haar ouders het elke week betalen, haar vader was chef machinist bij Wijsmuller. Bij andere gezinnen kwam het voor dat het bedrag werd opgeschreven in het boekje totdat het salaris betaald werd. Soms werkte een vader in de walvisvaart en kon het weken duren voordat hij weer thuis kwam met het geld. Alleen koffie moesten Yvonne en Jacques op de fiets halen bij De Gruyter. Dat was betere koffie vond haar moeder. Maar ze liet het niet thuis bezorgen, dat dat was sneu voor De Pagter.
Yvonne speelde met haar vriendinnen op het Koningsplein. Een levendig plein met de Katholieke kerk op de plaats waar nu buurthuis de Brulboei staat, een begraafplaats naast het veldje en veel buurtwinkels eromheen. Touwtje springen, tollen, knikkeren en soms had iemand een versleten tennisbal bemachtigd.
Af en toe werkte ze bij groenteboer Plokker. Met zijn allen zaten ze in een kring om sperziebonen af te halen die door moeder Plokker werden ingemaakt. Om de tijd te doden zongen ze liedjes tijdens het werk. Dat was nog in Yvonnes lagere schooltijd.
‘We verdienden er een paar centen mee,’ vertelt Yvonne. ‘Soms kregen we een slof aardbeien en aten we brood met aardbeien.’
Met verjaardagen at ze daar wel eens ’s avonds mee, haar vriendinnetje was een dochter van Plokker. Soms mocht ze ook na het werk mee-eten. Dan moest ze kiezen tussen een paar centen of mee-eten. Yvonne vond het niet erg om minder te verdienen, het was altijd erg gezellig om daar te eten. De Plokkertjes waren erg lieve mensen.
Het hele verhaal van Yvonne verschijnt later in de IJmuider Courant en wordt opgenomen in het boek BeLeef Oud-IJmuiden.
* * * * *
The last ship
Marlenne Schrijver, 19 januari 2014
Twee verhalen vallen samen. Het eerste verhaal begon voor de zomervakantie van 2013. We waren met onze dochter naar de jaarlijkse Bingoavond op haar school. Normaliter zijn wij niet van die fortuinlijke winnaars bij deze spellen. We zijn zeg maar niet gelukkig in het spel maar wel in de liefde. Tot onze verbazing waren we die avond gelukkig in de liefde èn gelukkig in het spel en wonnen de tweede prijs; een waardebon van DFDS voor een overtocht naar Engeland.
Vlak voor Kerst stapten we op de boot. Het was regenachtig en er stond een krachtige wind. Ik was nerveus toen we de haven uitvoeren want ik had geen zin om zeeziek te worden. De boot bewoog traag op de golven en het was goed uit te houden onder deze omstandigheden. Na een goede nachtrust stapten we ’s morgens vroeg van boord en reden met de bus naar het centrum van Newcastle. De zon verscheen na een flinke regenbui en we liepen zonder paraplu door de winkelstraten en gaven onze ogen goed de kost.
In een muziekwinkel kochten we de nieuwe CD van de zanger Sting. Hij is geboren en opgegroeid in de havenplaats en industriestad Newcastle en beschrijft in zijn songs de geschiedenis van deze stad. In de 18de eeuw schoten staalfabrieken en scheepswerven als paddenstoelen uit de grond. Bij de rivier de Tyne stonden hoge kranen voorovergebogen over het water. Als je daar toen in een woonwijk stond kon je boven de arbeidershuizen de reusachtige schepen zien opdoemen aan de horizon. Een groot contrast.
Het andere verhaal begon met het lezen van het stamboomboek van de familie van mijn vader. Ik vond het boek in een kast, vlak voor de zomervakantie vorig jaar. Op een bladzijde staat een korte opsomming van feiten. Een paar woorden waar een heel verhaal in verscholen ligt. Eind 1917 voer een zeillogger uit de haven van het nieuwe IJmuiden richting Schotland. Er zou daar op zee naar haring gevist worden. Op deze boot genaamd Catharina IJM 212 was de vader van mijn opa schipper. Hij heette Job. Het zou zijn laatste vaartocht zijn. De zeillogger is nooit meer terug gekomen. Wat was er gebeurd? Welk een impact heeft dat gehad op zijn vrouw en tien kinderen?
Job van der Zwan was met zijn gezin in 1914 van Scheveningen naar IJmuiden verhuisd. Het nieuwe IJmuiden van toen heet nu Oud IJmuiden. Ook de familie van mijn oma’s kant was toen naar IJmuiden verhuisd. Zij kwamen uit Katwijk.
Het zilte zout, de geur van de zee is al door mijn voorvaderen ingeademd. 96 jaar later stond ik op de boot en rook de vertrouwde geur van haven en zee. De meeuwen cirkelden hoog boven mij in de lucht. De wind speelde met mijn haren. Ik keek uit over de Kop van de Haven en zag even verder de oude huizen en nieuwbouw. Wat zou mijn voorvader toen gezien hebben? Op dat moment voelde ik mij verbonden met deze man. Ook hij stond op zijn boot, rook de zee, hoorde de krijsende meeuwen en voelde de koude wind tegen zijn gezicht en keek achterom naar zijn thuis, dat langzaam aan de horizon verdween. Op weg naar de open en gevaarlijke zee. Er was toen oorlog. Wat zou hij gedacht hebben? Was hij in gedachten verzonken en onzeker over een behouden thuisvaart?
Op de heenreis voeren we in dezelfde richting als de Catharina IJM 212 in november 1917 deed. Ergens onderweg op die route vond Job zijn laatste rustplaats.
Eind 2013 stond ik op de veerboot met een retourtje in mijn jaszak. De havenplaats Newcastle hadden we achter ons gelaten en voeren met ons gezin terug naar IJmuiden.Uit mijn tas pakte ik de CD van Sting. Ik keek op het hoesje en las de titel van de CD…. ‘The last ship’.
Zijn laatste vaartocht op de Catharina IJM 212. Het laatste schip, waar hij de schipper van was. Hoe twee verhalen samenvallen.
De melkboer op de hoek Rijpstraat/Willembarendszstr was niet Vlaming maar Zwanenburg.
Gr arie
Volgens mij twijfelde Jan daar al aan. Ik zal het wijzigen. Groet, Agnes
De verhalen rondom de tijd herken ik ik woonde in de jacob van heemskerkstraat en het was een geellige tijd
Vlaming was ook melkboer. Zat op de hoek Huygenstraat Snelliusstraat.
vlaming zat op hoek jacob van heekskerkstraat -van leeuwenstraat
De melkboer in het verhaal was Flaming(later fhilip Zwaan).
De groenteboer was Veldman.
De melkman in de rijpstraat was Zwaneburg
Ik wil graag weten of het gedeelte jacoob van heemskerkstraat ook bij beleef oudijmuiden kan heb ik nog een straatfoto van vroeger van het elftal met jongens uit die tijd
Hallo Frits, nee helaas, dat is aan de ‘verkeerde kant’ van de brug en de Geul. Natuurlijk zijn we wel nieuwsgierig naar die foto, maar qua gebied hoort het er niet bij.
Ik heb reeds de foto gestuurd naar jullie kunnen jullie hem niet op de website zetten
Ga ik doen Frits, ik liep een beetje achter met mijn klusjes voor BeLeef. Groet, Agnes
Beste Frits,
Leuke foto van het voetbal elftal. Volgens mij is de keeper op de foto mijn vader Bert Hermans,
woonde toendertijd in de Dirk Hartogstraat.
mvg Jacqueline
Beste jaccqueline
Ik moet je teleurstellen maat ik denk niet dat hij hier op staat
welke persoon op de groep/
vr.gr frits houtgraaf
Beste Mevr./Heer,
Met grote belangstelling heb ik de verhalen over Oud Ijmuiden gelezen, want in het begin van de vorige eeuw was mijn grootvader van moeders kant met de naam van der Meer, loods in IJmuiden. Wij, als familie weten over zijn werk niets, ook omdat ouders e.a. daarover nooit iets aan de kleinkinderen verteld hebben.
Mijn vraag is, kan ik in IJmuiden daar iets over onderzoeken?
Dank voor Uw reactie.
Met vriendelijke groeten,
R.J.Zillesen
Beste R.J. Zillesen,
Fijn dat u plezier heeft in de verhalen.
Er zijn een aantal mogelijkheden om uw zoektocht te starten.
* Zee- en Havenmuseum IJmuiden: Havenkade 55, 1973 IJmuiden, 0255 538 007.
* Historische Kring: http://www.historischekringvelsen.nl.
* Loodswezen IJmuiden: Kanaaldijk 242, 1975 AJ IJmuiden,0255 564 545, amsterdam-ijmond@loodswezen.nl.
* Indien u graag in contact komt met degenen die wij over dit onderwerp hebben geinterviewd, dan zouden wij kunnen vragen of u contact met hen op mag nemen.
* Noord-Hollands Archief in Haarlem.
Hopelijk heeft u hier iets aan.
Hartelijke groet, Agnes de Boer
Hoi,
Ik heb genoten van de verhalen. Helaas ben ikzelf een stukje kwijt uit mijn kinderjaren. Ik heb de eerste 7 jaar van mijn leven in de Bloemstraat gewoond tot 1965.
En van die jaren weet je niet veel meer?
Hallo,
Inderdaad! Ik ben echt alles kwijt wat ik heel jammer vind. Ik hoop dat er personen zijn die denken….ja die ken ik van die tijd.
Groetjes
De foto uit het boekje beleef oud ijmuiden van het verhaal met philipzwaan en de rest komt niet uit oud ijmuiden mar uit de jacob van heemskerkstraat
Ja, daar heb je gelijk in. Komt in het verhaal ook wel naar voren: het rode veldje. Had op zich in de ondertiteling gekund. Zijn verhaal gaat voor een groot deel wel over Oud-IJmuiden en de plaatjes ondersteunen zijn verhaal. Groet, Agnes
Hallo allemaal,
Leuk om de oude verhalen allemaal te lezen, ik heb een vraag, mijn overgrootopa Dhr.Brouwer heeft vroeger een textielzaak gehad in IJmuiden. Wij weten daar zelf heel weinig van, we hebben alleen een foto gevonden waarop zijn 2 dochters voor de winkel staan en waarvan 1 mijn oma was. Zijn dochters heten Gerda en Alida Brouwer. Wellicht is hier iemand die zich iets kan herinneren?
Groetjes,
Silvia
Hoi Allemaal,
Wij vermoeden dat ze de winkel tussen 1925 en 1935 hebben gehad, het is dus al wel ff geleden.
MVG,
Silvia